signatuur rechts van vrouwenkop, op brief: Dirk Jacobszn. gemonogrammeerd
: volgens artikel dr. de Boer in: Jaarboek Amstelodamum, 1928, p. 1-27. volgens Hoogewerff en De Vries is het monogram niet aanwezig.
opschrift links in het middel op het kozijn: CEDIT MORS NEMINI 1541
: vert. de dood stop voor niemand.
opschrift op de opengevouwen brief op de achterwand: Mijn vrouwe, die tijt is cort ende onduerlick / daerom laet ons leyen een leven puerlick / oprechtlick, als christenen behooren / t ghelt mach ons nyt helpen als wij lesen scriftuerlick / dus leet ons ryks niet achte, of wij soude god verstoren / den rijckeman most hij in 't ende niet sijn verlooren / omdat hij gheen barmherticheyt bewees sijn broeder verlaeten? / daerom laet ons volbringhen dat god heeft vercoren / dwelck es alle het werck van charitate.
: transcriptie: dr. de Boer in: Jaarboek Amstelodamum, 1928, p. 1-27
opschrift op het ingelijstte papier op de achterwand: Wie up den penninck syn hert is stellende / ende de weldaeden godes niet is bedachtich / die verdommenisse sal hem sijn versnellende / omdat hij verlaten heeft godes woort waerachtich / daerom laet ons in gods woort betrouwen / ende sijn gotlicke geboeden niet verlaeten / ja nae sijn woord an de lieft ons houwen / ens medebroders komen te baeten / na lieft is rechte pat voorwaere / want lieft en can doch niemant haten / dus laet ons liefde onderhouwen, mijn lief, echtpaere.
: transcriptie: dr. de Boer in: Jaarboek Amstelodamum, 1928, p. 1-27
aankoop 1928-06
inv.nr. SA 84 in depot
Portret van een man met vlezig gelaat, in het zwart, met zwarte pet en smalle, geplooide halskraag en een vrouw met kap en zwart gekleed en met zwaar beringde vingers, gezeten aan een tafel, waarop o.a. een zandloper en een aantal geldstukken. Beiden wijzen op de tafel liggende voorwerpen. Links door het venster is een landschap zichtbaar met een gekruisigde Christus en een doodskop op de vensterbank. Rechts daarvan, aan de wand, twee op papier geschreven teksten.
Vroeger werd aangenomen dat dit echtpaar de Amsterdamse burgemeester Egbert Gerbrantsz en zijn vrouw voorstelde. Hoewel op één van de brieven rechts 'Mr. Jan Egberts' staat geschreven, is die identificatie allerminst zeker. Over de toeschrijving van het schilderij aan Dirck Jacobsz, zoon van de schilder Jacob Cornelisz, bestaan eveneens twijfels. Maar dit verandert niets aan de diepere boodschap van het schilderij. De koopman en zijn vrouw waarschuwen ons voor de gevaren van rijkdom. Allerlei voorwerpen op tafel verwijzen naar het beroep en de materiële welstand van de man, maar links staat geschreven: CEDIT MORS NEMINI (de dood wijkt voor niemand). De moralistische boodschap wordt versterkt door de zandloper, de schedel in het venster en de doorkijk naar de gekruisigde Christus, symbolen voor de vergankelijkheid van het aardse leven. De teksten op de achterwand onderstrepen de plicht tot vroomheid en liefdadige werken.
Exhibition text
Deze koopman en zijn vrouw waarschuwen ons voor de gevaren van de rijkdom. Allerlei voorwerpen op tafel verwijzen naar het beroep en de materiële welstand van de man. De waarschuwende tekst links relativeert de verworven status: CEDIT MORS NEMINI (de dood wijkt voor niemand). Deze moralistische boodschap wordt versterkt door de zandloper, de schedel in het venster en de doorkijk naar de Gekruisigde, symbolen voor de vergankelijkheid van het aardse leven. De teksten op de achterwand onderstrepen de plicht tot vroomheid en liefdadige werken. Vroeger werd aangenomen dat dit echtpaar de Amsterdamse burgemeester Egbert Gerbrantsz en diens vrouw voorstelde. Dit is allerminst zeker. Op één van de brieven rechts staat ‘Mr. Jan Egberts’ geschreven, mogelijk de naam van de voorgestelde man. De toeschrijving van het dubbelportret aan Dirck Jacobsz, zoon van de schilder Jacob Cornelisz, wordt betwijfeld.
Exhibition text
Teksten en voorwerpen op dit schilderij getuigen van de opvattingen die men er in de 16e eeuw over leven en naastenliefde op na hield. De tekst links (CEDIT MORS NEMINI - de dood gaat voor niemand opzij), de kruisiging met de schedel zonder onderkaak en voorwerpen als de zandloper benadrukken de vergankelijkheid van het aardse leven. De teksten op de achterwand onderstrepen de plicht tot naastenliefde. Vroeger werd aangenomen dat de Amsterdamse burgemeester Egbert Gerbrantsz. en diens vrouw zijn afgebeeld. Dit is allerminst zeker.
Catalogue AHM 1975/'79
Links midden het opschrift: "CEDTT MORS NEMINI 1541" (De dood wijkt voor nie mand). De de brieven rechts van de vrouw tweemaal: "Amsterdam Aº 41". In de achterwand twee wandborden met opschriften. Links van de man: "Wie up den penninck syn hert is stellende / ende de weldaeden godes niet is bedachtich. / die verdommenisse sal hem sijn versnellende, / omdat hij verlaten heeft godes woort waerachtich. / Daerom laet ons in gods woort betrouwen / ende sijn gotlicke geboeden niet verlaeten, / ja nae sijn woord an de lieft ons houwen, / ons medebroders komen te baeten, / nae ons vermoegen bewijsen twerck der charitaten, want lieft is rechte pat voorwaere / want lieft en can doch niemant haten / dos laet ons liefde onderhouwen, mijn lief, een paere". Boven de vrouw: "Myn vrouwe, die tyt is cort ende onduerlick / daarom laet ons leyen een leven puerlick / oprechtelick als Christenen behooren / tghelt mach ons nyt helpen als wij leesen schriftuerlyck / dus laet ons rijckheyt niet achten, of wy souden God verstoren, den rijckenman most hij in 't ende niet sijn verlooren / omdat hij gheen barmhertichs bewees sijn broeder verlaeten ? / daer om laet ons volbringhen dat God heeft vercoren / welck es alle net werck van charitate”. M.G. de Boer las boven de lat rechts een dooreengestrengelde D., een r. en CK: Het volgende teeken bevat alle letters van den naam Jacob; daarachter een S en een Z" (De Boer, blz. 22). Deze signatuur bleek volgens Hoogewerff en De Vries niet aanwezig. De Vries dacht het stuk aan een leerling van Jacobsz te kunnen toeschrijven. Recenter handhaafde Gerson de toeschrijving aan Jacobsz zelf. Hoogewerff stelde het schilderij op naam van een "Meester Herman", die slechts bekend is als schilder uit Amsterdamse rekeningen, waarin hij o.a. als vennoot van Cornelis Anthonisz voorkomt. Hij zou ons stuk uit 1541 in dat jaar geschilderd hebben, omdat C. Anthonisz toen afwezig was, op reis met de vloot van Karel V near Algiers (zie ook cat.nr. 603). Dat er zeer nauwe stilistische overeenkomsten zouden bestaan tussen het stuk en Cornelis Anthonisz' 'Braspenningmaaltijd' (ons cat.nr. 9) zoals Hoogewerff verder stelt, is m.i. discutabel. Dat het echtpaar zich heeft laten afbeelden als "de wijze man en de wijze vrouw", zoals dezelfde auteur naar voren brengt, lijkt plausibeler. Hoogewerff verwijst daarbij naar een prent van Cornelis Anthonisz, voorstellend "de wijze man en de wijze vrouw,", waarop deels dezefde attributen en soortgelijke, soms zelfs bijna gelijkluidende, berijmde bijschriften voorkomen.
Haak, die vaststelde dat het stuk in slechte toestand verkeert, identificeerde de voorwerpen op tafel: een inktstel met ganzepennen, een boek, een zandloper, een zegelstempel, een kluwen touw, een aantal ongemunte gouden schijven en een buidel met gouden muntstukken. Hij bracht deze voorwerpen met de gedichten en met de schedel in verband en wees er op dat door een en ander de ijdelheid van wereldse zaken (“vanitas”) wordt gesymboliseerd. Hij verwees daarbij naar andere Nederlandse portretten waarop de vanitas idee wordt benadrukt.
M.G. de Boer las op de brieven rechts een dooreengestrengelde A en D en verder een e, een G en een t met daaronder "G(a)rbrant": "Wij hebben dus te doen met Egbert Garbrantsz" (De Boer, blz. 4, detail, afb. blz. 3). Zelf heb ik daze naam niet kunnen ontcijferen. Egbert of Egge Garbrantsz (ook: Gerbrantsz), bijgenaamd Paf, was een telg uit de familie Ruysch, die reeds in de 14de eeuw tot de Amsterdamse aarzienlijken behoorde. Hij maakte deel uit van de streng katholieke fractie der regenten, die zeer veel invloed kreeg na de onderdrukking van de opstand der wederdopers in 1534 1535. Hij was daarna drie maal burgeneester. Zijn vrouw kwam uit een even strikt katholiek en behoudend milieu (zie: M.G. de Boer, met uitvoeriger gegevens).
De schuier rechts boven aan de muur is m.i. een zinspeling op de huisvrouwelijke deugd van de echtgenote.
( Albert Blankert)