Breda werd door de Staatsen met het schip van Adriaan Jansz. van Bergen ingenomen. Deze had een vrijgeleide van beide partijen om 't kasteel van Breda van turf te voorzien. De overste, Karel van Heraugière, verborg zich met zeventig man onder de turf. Na veel oponthoud en moeilijkheden kwam het schip eindelijk bij het kasteel. Het onderzoek van de korporaal van de wacht was gelukkig slechts oppervlakkig, want een aantal van de verborgen mannen werd door hoest gekweld. Ook luitenant Matthijs Helt kon zijn kuchen niet bedwingen. Hij stelde zijn makkers voor hem 't leven te benemen, uit vrees dat hij hen zou verraden. Men wist zich echter nog voldoende te bedwingen om niet ontdekt te worden. De uit Italiaanse soldaten bestaande bezetting hielp het schip naar binnen te slepen en begon dit dadelijk te lossen. De schipper stelde wegens vermoeidheid voor het werk tot de volgende dag te staken. Te middernacht verlieten Heraugière en zijn manschappen het schip, terwijl de schipper door ijverig pompen hun lawaai overstemde. De wacht werd afgemaakt en de bezetting trok zich terug in het binnenste van het kasteel. Een uitval van de zoon van de commandant had geen resultaat en de burgers die te hulp snelden werden teruggedreven. Maurits en Hohenlohe naderden met hun leger. Zij rukten naar het kasteel op, dat door de commandant Lansaveccia op voorwaarde van vrije aftocht werd overgegeven. Breda kocht de plundering af met twee maanden soldij, ongeveer 97.000 gulden. ( Dedalo G. Carasso)