signatuur/datering rechtsonder: C. Brize f./ 1656
signatuur/datering rechtsonder op papier: Cornelis Brize
oud stadsbezit 1656
inv.nr. SA 3024
Op een bruin vlak hangen aan enkele liassen verschillende soorten bedrukte en beschreven papieren. Op de voorgrond een paar gevulde geldzakken waarvan één open, waar de geldstukken uit rollen.
Origin
Stadhuis, boven de deur van de Thesaurie Ordinaris; Kamer van de boekhouder van Publieke Werken; uit het stadhuis overgebracht naar het Stedelijk Museum, 1906
Dit trompe l’oeil-schilderij van Cornelis Brisé is een van de eersten in het genre van de schijnbedrieger dat in de jaren 1650 in de Nederlanden werd uitgevonden. Het was bestemd voor de Thesaurie Ordinaris van het nieuwe Stadhuis. Dit was de ruimte waar de financiën van de stad werden beheerd. Het onderwerp, een stilleven van allerlei paperassen, zegels en geldzakken was dus uiterst toepasselijk voor deze ruimte. Het schilderij werd door Vondel bezongen: ‘Bezie dat tafereel. Wat ziet gij daer omhoogh? Papieren, bul en brief, of schijn bedrieght ons oog.’ De bonnetjes, tekeningen en zegels zijn in acht categorieën kostenposten aan knoppen gehangen. Op de kaartjes staat boven van links naar rechts: Reysen ghelt / processen / Fabryck ampt / Extraordinaris Quitantien en beneden Ordinaris wedden / quitantien van grooten excijs / Copinge van Erven to.. / Barning. Het schilderij sloot in de thesaurie aan op een tafel, wat het bedrieglijke effect nog sterker maakte.
Toen het Stadhuis in 1808 Koninklijk Paleis werd, verhuisde het stuk met het stadsbestuur mee naar het Prinsenhof op de Oudezijds Voorburgwal. In 1906 kwam het in het Stedelijk Museum en van daaruit in het Amsterdams Historisch Museum. In 1996 keerde het schilderij weer terug naar de plaats waarvoor het geschilderd is, de voormalige Thesaurie Ordinaris in het Koninklijk Paleis op de Dam. ( Tom van der Molen)
Catalogue AHM 1975/'79
Tegen een houten wand (volgens Van Dyk en Wagenaar notehout) hangen aan acht knoppen even zoveel bundels beschreven papier. Op sommige papieren zijn plattegronden getekend, aan andere hangen zegels. Onderaan (op een onzichtbare bodem) liggen o.a. zakken geld en twee tekeningen. De linker tekening is een weergave van Titiaans schilderij de 'Hemelse en de aardse liefde' in de Galleria Borghese te Rome (opgemekrt door W.L. van de Watering). Op elke bundel bovenaan een opschrift; boven, v.l.n.r. "Reysen ghelt / processen / Fabryck ampt / Extraordinaris Quitantien"; beneden, v.l.n.r. "Ordinaris wedden / quitantien van grooten excijs / Copinge van Erven to.. / Barning". Met "Barning" wordt bedoeld (de kosten voor) verwarming (zie: Woordenboek der Nederlandsche Taal.. II, 1ste stuk, 's-Gravenhage/Leiden 1898, kol. 1033).
Het stuk is één van de vele schilderijen waarmee het interieur van het nieuwe stadhuis op de Dam bij de voltooiing van de bouw werd versierd. Alle andere schilderijen waren "historiestukken": zij geven episodes weer uit de bijbel of de klassieke oudheid (zie cat. nr. 65 en BLANKERT met lit. opgave). Cat.nr. 85 is, als stilleven, het enige dat een onderwerp heeft dat tegenwoordig als meer representatief voor de Hollandse schilderkunst van de 17e eeuw wordt gezien.
Het werd gemaakt voor de kamer van de Thesauriers-Ordinaris, het Comité dat de stedelijke financiën beheerde (zie over hun taak: WAGENAAR III, blz. 367).
In het begin van Vondels "Inwydinge van 't Stadhuis t'Amsterdam" uit 1655 lezen we dat over het ontwerp voor het stadhuis werd: "Beraetslaeght, en bepaelt in zyn vereischt begryp, / Bespiegelt door en door, in 't oogh der Trezoorieren / En Burgemeesteren, tot dat uit meer papieren / De waerste tekeninge, en d'eelste niet ontbrack, / Waeraen de breede Raet in 't endt zijn zegel stack." Verderop meldt Vondel dat het Zuidwestelijk paviljoen van het gebouw: "het trezoor voor al het lant verstreckt. / Geheimnisschrijvers staen ten dienst van volck en Heeren, Daer boecken en papier de kamer dicht stofferen" ("Inwydinge van het Stadthuis..", Amsterdam 1655, r. 164 e.v., r. 1004 e.v.). Vondel (en allicht anderen in zijn tijd) associëerde(n) de thesauriers dus met paperassen, tekeningen en zegels. Stellig werden daarom deze voorwerpen tot onderwerp voor het schilderij gekozen.
Een jaar na het ontstaan van het doek publiceerde Vondel er het volgende vers op:
"Men riep de Drukkunst en de Schryfkunst zal verwilderen,
Nu Hollant ons verbiet 't gebruick van Fransch Papier,
Ontsla U van die zorg, sprak Aemstels Tresorier:
Brizé bestelt papier, als hij zich zet tot schilderen.
Bezie dat tafereel. Wat ziet gij daer omhoogh?
Papieren, bul en brief, of schijn bedrieght ons oog".
(Klioos Kraam II, 1657, blz. 323, zoals afgedrukt in: De Werken van Vondel... uitgave onder leiding van J.F.M. Sterck e.a. VIII, Amsterdam 1935, blz. 215).
In 1665 gaf de stadsbeschrijver Van Domselaer, na zijn bespreking van het schilderij, een toelichting op dit gedicht: "Vondel past er ', toen deze Staat over eenige Jaren, in geschil met Vrankrijk was, een verbodt, van hier te lande geen Frans papier te mogen inbrengen, gedaan wierdt, op dit meesterstuk deze diepzinnige Vaarzen" (waarop Vondels gedicht volgt). In de Vondel-Sterck editie (loc. cit.) annoteerde men dat de invoer van Frans papier werd verboden om de Hollandse papierproductie te beschermen tegen een nieuwe, in Duitsland uitgevonden techniek.
Van Domselaers bespreking van het schilderij luidt: "Van binnen in de kamer (van de Thesauriers Ordinaris) boven de deur hangt een schildery, daar in aan liassen of snoeren, eenige brieven en bundels papier hangen, zoo onverbeterlijk door Brisee geschildert, en de handt van verscheyde luyden in 't schrift zoo net nageboost, dat yeder vreemdeling van verwondering staat als opgetoogen, en zich in 't zien vergist". Daarop noemt hij het, zoals wij boven zagen, een "meesterstuk".
Andere tijdgenoten-stadsbeschrijvers laten zich even enthousiast uit over het schilderij. En het is, met Ferdinand Bols 'Onverschrokkenheid van Fabritius', het enige van de vele doeken in het stadhuis dat in alle stadsbeschrijvingen, die na de stadhuisbouw in groten getale het licht zagen, wordt besproken (O. Dapper, Historische Beschrijving der Stadt Amsterdam 1663; M. Fokkens e.a., Beschrijving der... koop-stadt Amstelredam, 1664-3; F. van Zesen, Beschreibung der Stadt Amsterdam 1664). Behalve Vondel maakte ook Jan Vos er een gedicht op: "Op 't stuk boven de deur van de Trezoriers, door Kornelis Brizé.
Hier ziet men, door de pen, al d'inkomst van de Stadt.
De zeevaart is een bron die overvloeit van Schat
Zoo zet zich d'Amstel vast op wint van losse baaren.
De steeden worden groot door winnen en bewaaren" (Vos).
Het schilderij is een zgn. "Trompe l'oeil"-stilleven, in Nederland ook wel "bedriegertje" genoemd. Doordat platte voorwerpen vlak tegen een platte achterwand zijn geplaatst, wordt een bedrieglijk natuurgetrouw effect bereikt, zeker voor wie er niet mee bekend is. Zulke trompe l'oeil-stillevens waren een Hollandse "uitvinding" van de jaren 1650. Het vroegst bewaarde voorbeeld is van S. van Hoogstraeten en dateert van 1654 (zie: A. Blankert, Johannes Vermeer, Utrecht 1975, blz. 26. Brisé's doek blijkt met zijn jaartal 1656 dus tot de vroege voorbeelden in het genre te behoren. Dat verklaart waarom dit thans vrijwel vergeten schilderij in zijn eigen tijd zo populair was en bewonderd werd.
( Albert Blankert)