De edelen en steden van Gelderland werden in de 14de eeuw reeds meermalen door de vorst geraadpleegd. Zij vormden echter geen wettig en vast lichaam. Pas in 1418 verbonden zij zich om hun vrijheden en privileges te handhaven. Zij besloten om slechts na gemeeschappelijke goedkeuring der vier hoofdsteden Arnhem, Zutphen, Nijmegen en Roermond, een landsheer te erkennen. Ten slotte spraken zij af dat zonder hun toestemming door de hertog geen steden, kastelen of gedeelten van het land aan vreemde heren verpacht of afgestaan mochten worden. Het schijnt dat dit verbond is ontstaan uit vrees voor de slechte toestand der schatkist en een nieuwe burgeroorlog, in het geval de hertog kinderloos zou overlijden. ( Dedalo G. Carasso)