Jacoba van Beierens eerste huwelijk was met de kroonprins van Frankrijk. Na diens dood trouwde zij in 1418 met hertog Jan van Brabant, om zich zo met meer kracht te kunnen verzetten tegen de aanspraken van haar oom, Jan van Beieren. (...) Jacoba en Jan van Beieren sloten een overeenkomst (...) waar weinig meer van terecht kwam dan dat de positie van Jan van Beieren werd versterkt. Jan van Brabant, een verwijfd vorst, was niet in staat om de rechten van zijn vrouw te handhaven. Jacoba verklaarde haar huwelijk nietig, waarvoor haar reeds dispensatie was verleend door een zekere Benedictus, een afgezette paus. Jacoba trouwde vervolgens in Engeland met de hertog van Gloucester, de broeder van de Engelse koning, van wie zij meer steun hoopte te krijgen. Gloucester stak met een leger naar Henegouwen over, maar moest al spoedig met achterlating van Jacoba naar Engeland terugkeren. De gravin zat enige tijd in Gent gevangen, maar ontvluchtte spoedig met behulp van Dirk van Merwede en twee andere edelen naar Holland. Jacoba was tijdens de ontsnapping in mansgewaad verkleed. Zij werd met vreugde door de Hoeken ontvangen en deed weldra de burgerstrijd weer oplaaien. Jacoba en Jan van Brabant waren neef en nicht. Zij kregen geen dispensatie voor hun huwelijk, wat voor Jacoba reden was om de echtverbintenis nietig te verklaren. ( Dedalo G. Carasso)