Jacob de Vos, Amsterdam, 1850-1863; legaat Arti et Amicitiae, Amsterdam, 1883-1895; mevrouw A.H. de Vos-Wurfbain, 1895; H. Koekoek Jr., Amsterdam , 1895; P. Langerhuizen Lzn/D. Franken Dzn, Londen, 1895; schenking Amsterdam Museum, Amsterdam, 1897-01-20.
In 1637 sloeg prins Frederik Hendrik het beleg voor Breda, een baronie die het bijzondere eigendom van zijn geslacht was. Na een zeer moeilijke strijd en een heftige verdediging, waarbij aan beide zijden zware verliezen geleden werden, wist Frederik Hendrik tot de stadsgracht te naderen. Deze was vijftien roeden breed, acht voet diep en vol water. Via galerijen en door het vullen van de gracht bereikte men de hoofdwal, die op twee plaatsen ondermijnd werd. Pas toen gaf de bezetting de stad in ruil voor de hoogste krijgseer over.
Er waren verschillende roede- en voetmaten. De Bredase roede was 5,68 m. en de Bredase voet 0,284 m. Het is mogelijk dat De Vos hier Rijnlandse maten gebruikt. Daar was de roede 3,767 m. en de voet 0,314 m. ( Dedalo G. Carasso)