Jacob de Vos, Amsterdam, 1850-1863; legaat Arti et Amicitiae, Amsterdam, 1883-1895; mevrouw A.H. de Vos-Wurfbain, 1895; H. Koekoek Jr., Amsterdam , 1895; P. Langerhuizen Lzn/D. Franken Dzn, Londen, 1895; schenking Amsterdam Museum, Amsterdam, 1897-01-20.
Na de dood van prins Willem I was de toestand van het land buitengewoon hachelijk. De Staten zagen geen uitkomst en boden eerst de koning van Frankrijk de souvereiniteit aan. Na diens weigering benaderden zij koningin Elizabeth van Engeland, maar met even ongunstige uitslag. Elizabeth beloofde echter hulptroepen met een bekwame veldheer aan 't hoofd, die haar in ons land zouden vertegenwoordigen. Deze bevelhebber zou in samenwerking met de Raad van State waarin twee Engelsen zitting zouden krijgen, orde op 's lands zaken stellen. De behoefte aan een leider deed de Staten toestemmen. Elizabeth benoemde haar gunsteling, Robert Dudley, graaf van Leicester, als bevelhebber. Haar geheime
bedoeling was de Nederlanden afhankelijk te houden en zelf te regeren. Johan van Oldenbarnevelt, de advocaat van Holland, kreeg dit al spoedig door. Hij stelde de Staten van Holland en Zeeland daarom voor om aan graaf Maurits, de zoon van Willem I, de stadhouderlijke waardigheid in deze provincies op te dragen. Oldenbarnevelt wilde zo een tegenwicht voor Leicester creëren. ( Dedalo G. Carasso)