opschrift op papier in hand van linker figuur: U B N 120/ den 22 augustus 1740/ kalverstraat
overdracht 1843
inv.nr. SA 20506 in depot
Aan een lange tafel, waarover een tot op de grond afhangend Turks kleed, zitten zes mannen. Achter de tafel, bijna in het midden, twee staande personen; links en rechts eveneens een staande figuur, de rechter met een gebloemd vest. De linker heeft een gevouwen papier in de hand, waarop de tekst: UBN 120 / den 22 Augustus 1740 / Kalverstraat
Links voor de tafel een jongetje. Links en rechts op de achtergrond deuren, waarboven een portret in medaillon, gehouden door putti. Rechts van de linker deuren een bord met de namen der voorgestelde personen, t.w.: Pieter-Schriek, Pieter van der Meulen, Pieter Hendrik de Bas, Dirk Alewijn, Gillis van der Voort, Anthony de Bordes, mr. Jan Frederik Bachman, dr. Johan van Alphen, Arnent van Westerhoff - secretaris - en Jacob Jansen Romeijn - boekhouder.
Origin
Aalmoezeniershuis, Regentenkamer; Stadhuis; Oude Mannenhuis; Stadhuis; Stadsbestedelingenhuis, 1915
Scheltema (1879) las "op een bord, aan den muur, de namen der voorgestelden: Pieter Schrick, Pieter van der Meulen, Pieter Hendrik de Bas, Dirk Alewijn; Gillis van der Voort, Anthony de Bordes, Mr. Jan Frederik Bachman, Dr. Johan van Alphen, Arent Westerhoff, secretaris, Jacob Jansen Romeyn, Boekhouder."
De linker filguur heegt een blad papier in de hand waarop geschreven staat: "U.B. N°. 120, den 22sten Augustus 1740, Kalverstraat" (Scheltema 1879'. Deze tekst betreft de uitbesteding van Jacobus Hartman, die op 22 augustus 1740 in de Kalverstraat was gevonden onder de derde stoep vanaf de Bagijnensteeg. Het kind was ongeveer een maand oud en werd op 28 augustus 1740 gedoopt. Deze Jacobus Hartman is kennelijk het jongetje dat voor de tafel van de regenten staat. (Vriendelijke mededeling van dhr. S.A.C. Dudok van Heel in een brief aan het museum d.d. 24.4.1974).
Het schilderij is dus niet in 1740 ontstaan, hetgeen ook al blijkt uit het feit dat Alewijn in 1743 regent werd, Van der Voort in 1747 en Van Alphen in 1751 (WAGENAAR II, blz. 301). In dit laatste jaar moet het doek ontstaan zijn, want Van Gool schrijft in zijn "Nieuwe Schouburg": "Wyders is onze jonge Kunstenaer (Regters) bezig in dit lopende jaer 1751, met een stuk te schilderen levensgroot ten voeten uit, verbeeldende de Heeren Regenten van ´t Aelmoesseniers-Weeshuis te Amsterdam".
Wagenaar noemt het in zijn beschrijving van de regentenkamer: "Wyders, hangen´er twee nieuwe zeer groote Regenten-Stukken, ieder agt Regenten en de Hoofd-Provoosten, Secretaris en Boekhouder in der tyd vertoonende: het eene is, door Cornelis Troost: het andere, Door Tibout Regters, geschilderd." (Zie voor de Troost: cat. Rijksmuseum 1934, nr. 2319, bruikleen van de Gemeente).
Een voortekening in gecomnieerde techniek (32,1 x 51,5 cm) bevindt zich onder nr. 22788 in het prentenkabinet in het Stedelijk Museum. Daarop tonen de heren iets andere handgebaren en poses. Het jongetje op de voorgrond is kleiner dan op het schilderij; het verdwijnt, met zijn hoofd onder de tafelrand gebogen, bijna in het niet. Tot 1940 verbleef de tekening in het Stadsbestedelingenhuis, welke stichting de voortzetting van het Aalmoezeniersweeshuis is. In de vorige eeuw bevond de tekening zich echter in particuliere handen, want wij vonden haar onder nr. 681 in de catalogus van de veiling van de collectie Wurfbain (Amsterdam, 22 november 1899; f 33,--). ( Rob Ruurs)