In de Handelingen van de Apostelen 14:8-18 wordt verhaald van Paulus en Barnabas te Lystra. Paulus heeft een kreupele genezen, die sinds zijn
geboorte niet heeft kunnen lopen. Hij is te zien achter het offeraltaar, met een kruk nog in zijn hand. Door deze wonderbaarlijke genezing is de
menigte er van overtuigd dat de twee apostelen de goden Jupiter en Mercurius zijn. De priester van Jupiter uit Lystra, in het wit gekleed en met een lauwerkrans getooid, wil de witte stier offeren aan de twee apostelen: ‘Maar de apostelen, Bárnabas en Paulus, dat horende, scheurden hun klederen, en sprongen onder de schare, roepende, en zeggende: Mannen, waarom doet gij deze dingen? Wij zijn ook mensen van gelijke bewegingen als gij, en verkondigen ulieden, dat gij u zoudt bekeren tot den levenden God, Die gemaakt heeft den hemel en de aarde, en de zee, en al hetgeen in dezelve is.’ Het onderwerp is tijdens de religieuze twisten tussen de remonstranten en contraremonstranten opvallend vaak afgebeeld. Paulus en Barnabas staan dan wellicht voor de ‘rekkelijke’ remonstranten en de menigte voor de ‘precieze’ contraremonstranten.
Die laatste groep besliste bij de synode van Dordrecht de strijd in hun voordeel.
Catalogue text
In de Handelingen der Apostelen (14: 8-18) wordt het verhaal verteld van Paulus en Barnabas in Lystra. Nadat de apostel Paulus een man heeft genezen die sinds zijn geboorte niet heeft kunnen lopen, is de bevolking uitzinnig van vreugde: ‘De goden zijn, in mensengedaante, tot ons neergedaald; en zij noemden Barnabas Zeus en Paulus Hermes, omdat hij het was, die het woord voerde.’ Wanneer de priester van Zeus voorbereidingen treft om offers te gaan brengen, scheuren de apostelen hun mantels en bezweren de menigte dat zij gewone stervelingen zijn: ‘Ook wij zijn maar zwakke mensen zoals gij en verkondigen u, dat gij u van dit ijdel bedrijf moet bekeren tot de levende God, die de hemel, de aarde, de zee en al wat er in is, gemaakt heeft. (…) En hoewel zij zo spraken, konden zij ternauwernood de scharen weerhouden hun te offeren.’
Pieter Lastman heeft verschillende episoden van het Bijbelverhaal uitgebeeld, waarbij de nadruk ligt op de gevolgen van de wonderbaarlijke genezing. De man die zojuist is opgestaan door toedoen van Paulus, staat wat onwennig achter het offeraltaar, met de kruk die hem ondersteunde nog tegen zich aan. Hij kijkt richting Paulus, die een afwijzend gebaar maakt naar de priester. Achter Paulus rukt Barnabas zich het hemd van het lijf. Terwijl de discussie gaande is, dringt de menigte op met muziek, fakkels en offergaven. Een forse witte stier, met op zijn rug een kleed waarop de ‘Roof van Europa’ is afgebeeld, verwijst naar een offer voor Zeus. Op de achtergrond is de tempel van de oppergod te zien, met diens standbeeld voor de ingang.
Zowel het thema als de compositie suggereren de invloed van een schilderij van Adam Elsheimer met hetzelfde onderwerp. De voorstelling, een van Lastmans elf overgeleverde offerscènes, is een variant op zijn drie jaar oudere uitbeelding van het onderwerp. Hierin zijn de lamme en de twee hoofdpersonen prominenter weergeven en nadert vanuit de achtergrond een offerstoet. Stellig doelde Joost van den Vondel op dat schilderij in zijn gedicht uit 1647 op ‘Lastmans Offerstaetsi van Listren’ in de collectie van Jan Six. Uitvoerig prijst hij de schilder om de levensechtheid en de geloofwaardigheid van de voorstelling. In Rome had Lastman studie verricht naar de juiste weergave van heidense offerscènes, van de rituelen zelf tot de gebruikte voorwerpen. Op het Amsterdamse schilderij bevinden Paulus en Barnabas zich meer tussen de menigte, conform het Bijbelverhaal. Het rechtergedeelte van Lastmans compositie kan zijn beïnvloed door de vergelijkbare, verticale opbouw in Caravaggio’s Rozenkrans¬madonna, een schilderij dat in 1617 te Amsterdam werd verkocht. De zilveren beker in de hand van de knielende jongen rechts van het midden is gekopieerd naar Adam van Vianens beroemde beker uit 1614, die vaker op schilderijen is afgebeeld.
Voor wie de katholieke Lastman zijn Paulus en Barnabas te Lystra heeft geschilderd, is niet bekend. Recentelijk is geconstateerd dat het vrij uitzonderlijke onderwerp opvallend vaak is weergegeven gedurende de religieuspolitieke twisten in de Republiek tussen de libertijnsgezinde remonstranten en de Calvinistisch georiënteerde contraremonstranten. Deze werd in 1618-’19 tijdens de Dordtse synode beslecht met de veroordeling van de remonstranten. Het Bijbelverhaal zou door Lastman overdrachtelijk kunnen zijn gebruikt om de situatie van die dagen uit te beelden. Paulus en Barnabas staan voor de rekkelijke remonstranten terwijl de menigte de orthodoxe contra-remonstranten vertegenwoordigt. Daarbij moet worden aangetekend dat Lastman juist niet laat zien dat de aanwezige heidenen, aanvankelijk onder de indruk van het genezingswonder, werden opgehitst om zich tegen Paulus en Barnabas te keren, zoals de Bijbel verhaalt.
Catalogue AHM 1975/'79
Afgebeeld is hoe de apostelen Paulus en Barnabas, als Paulus te Lystra een verlamde heeft genezen, door de inwoners voor goden worden aangezien. "En de priester van Zeus-voor-de-stad bracht stieren en kransen aan bij het poortgebouw en wilde met de schare offeren. Maar toen de apostelen Barnabas en Paulus dit hoorden, scheurden zij hun mantels". Vervolgens spoorden zij de menigte aan zich "tot den levenden God" te bekeren (Handelingen 14, 8-18). Rond 1648 maakte Vondel een lang gedicht op "Lastmans Offerstaetsi van Listren", een schilderij dat zich toen in de collectie Jan Six bevond (afgedrukt bij Freise, op. cit., p. 273-274; op p. 70 andere drukken van het gedicht vermeld).
Tot dusver was ons schilderij onbekend en nam men aan dat dit gedicht gaat over een door Lastman gesigneerde en 1614 gedateerde versie van hetzelfde onderwerp, die zich vroeger in een Poolse collectie bevond maar in de tweede wereldoorlog verloren ging (Freise, op. cit., cat.nr. 88, p. 68 e.v., afb. 13). Vele details van het gedicht hebben inderdaad duidelijk op dat schilderij betrekking. Een enkele strofe duidt er echter mijns inziens op dat Vondel ook ons schilderij in zijn hooft heeft gehad: "Hoe deist de poort, en kerck, zo hoogh / En ront gebouwt, Jupijn ter ere, / Op dat ze ons noch de bouwkunst leere". Alleen op ons schilderij namelijk is de tempel van Jupiter ("Jupijn") prominent en bovendien duidelijk als zodanig kenbaar door de attributen van deze god: de adelaar in het fronton en de bliksemschicht in de hand van het beeld voor de tempel.
Een derde versie van het onderwerp heette korte tijd ook door Lastman geschilderd, maar werd recentelijk terecht op naam van Jan Pynas gebracht (New York, Metropolitan Museum; zie: J. Walsh jr., New Dutch Paintings in the Metropolitan Museum, in: Apollo 99, 1974, p. 343, afb. 5). Een vierde "Paulus en Barnabas te Lystra door Lastman" is nu definitief op naam gebracht van D. Teniers de Oude (vlg. Peltzer, Amsterdam, 26 mei 1914, nr. 117, met afb.; E. Duverger, H. Vlieghe, David Teniers der Aeltere, Utrecht 1971, p. 77, afb. 30).
Lastman, Pynas en Teniers de Oude behoorden allen tot de navolgers van Adam Elsheimer (1578-1610). Hun preoccupatie met het thema kan uit diens voorbeeld verklaard worden: Elsheimers 'Paulus en Barnabas te Lystra' in het museum te Frankfort kan mijns inziens als het prototype gelden (cat. tent. Adam Elsheimer, Städelsches Kunstinstitut, Frankfort a.M. 1966/67, nr. 23, afb. 21).
De fraaie zilveren beker die de op de rug geziene, bekranste jongen bij de geit rechts op het voorplein in zijn linker hand houdt, is een beker die de Utrechtse zilversmid Adam van Vianen in 1614, drie jaar voor ons schilderij ontstond, vervaardigde (nu: Amsterdam, Rijksmuseum). De beker was beroemd en reeds eerder werd opgemerkt dat hij op tal van andere 17de eeuwse Hollandse schilderijen is afgebeeld, ook op werken van Lastman (Th.M. Duyvenè de Wit-Klinkhamer, Een vermaarde zilveren beker, in: Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 17, 1966, p. 79-103, met vele afb.).
Exhibition text
In het bijbelboek Handelingen der Apostelen (14: 8-18) wordt het verhaal verteld van Paulus en Barnabas in Lystra.Nadat de apostel Paulus een verlamde man heeft genezen, worden hij en Barnabas voor goden aangezien. Als de bevolking offers wil gaan brengen, scheuren de apostelen hun mantels en sporen de menigte aan zich tot de levende God te bekeren. Pieter Lastman kwam uit een katholieke Amsterdamse familie. Hij leerde het vak bij Gerrit Pietersz Sweelinck, van wie links een drieluik is te zien. Lastman had omstreeks 1605 Rome bezocht en was lange tijd de meest vooraanstaande historieschilder in Amsterdam. Rembrandt was in 1623-‘24 een half jaar bij hem in de leer.