signatuur/datering linksonder op papiertje: J.Ovens f.a. 1663
bruikleen 1962-11-09
inv.nr. SB 4843
Tegen een groenachtig, donker fond met schouw en draperieën staat een donkere groene tafel, waaromheen zeven zwartgeklede en witgekraagde heren, allen op één na met wijdgerande zwarte hoed en op twee na zittend. Van de beide uitersten ziet men de zwarte kniekous met pofbroek. De regent uiterst links reikt een brief over aan de naast hem achter de tafel zittende en duidt op een voor de tafel, met de rug naar de beschouwer staand burgerlijk gekleed jongetje. Uiterst links voert een vrouw met zwarte punthoofddoek, witte kraag en bruin kleed, nog een blootsvoets jongetje en een meisje aan, terwijl achter haar, tussen de eerste twee heren in, een grotere jongen zichtbaar is. De overige heren houden zich bezig met allerlei regentschapsattributen.
Origin
Burgerweeshuis, Regenten-comptoir; bruikleen van Spirit, 1962
Het is onduidelijk wat de rol van het jongetje op de voorgrond is. Mogelijk wordt hij ingeschreven, evenals de jongen en het meisje links. De notaris-boekhouder assisteert de regenten bij de administratie. Vijf van de zes regenten op dit schilderij behoorden tot het college dat in 1656 het plafond liet beschilderen. ( Norbert Middelkoop)
Jürgen Ovens werkte twee periodes in Amsterdam voordat hij in 1663 definitief terugkeerde naar zijn geboortestreek, Holstein. Als laatste grote opdracht voltooide hij een groepsportret voor het Burgerweeshuis, dat tegenwoordig nog altijd in de ruimte hangt waarvoor het ooit bestemd was. Voor de regentenkamer van het Burgerweeshuis hadden Abraham de Vries en Jacob Backer in de jaren dertig van de zeventiende eeuw al groepsportretten geschilderd. Wellicht zijn de zes regenten geportretteerd ter gelegenheid van het aftreden van regent Jacob Trip (1627-1670), de derde regent van rechts.
Ovens refereert, net als De Vries en Backer, aan het liefdadige werk van de geportretteerde regenten door het moment van binnenkomst van nieuwe weesjes af te beelden. Het keurige jongetje voor de tafel wordt juist ingeschreven. Hij is niet
alleen netjes gekleed, het boek in zijn hand en de afgenomen hoed duiden op een goede opvoeding. Ook de armer geklede kinderen links zullen weldra opgenomen worden in het weeshuis. Het kind dat juist door de open deur binnenkomt is wellicht al opgenomen, het jongetje lijkt het zwart-rode weesuniform al aan te hebben. Achter de regenten komt de secretaris binnenlopen met een foliant, wellicht het ‘Kinderboeck’ waarin de kinderen werden geregistreerd. ( Tom van der Molen)
Catalogue text
Toen Jürgen Ovens in 1657 het poorterschap van Amsterdam kreeg, had hij een jaar tevoren een belangrijke opdracht volbracht: het groepsportret van de regenten van het Oudezijds Huiszittenhuis [SA 2443]. Zijn laatst gedocumenteerde activiteit in Amsterdam betreft ook een regentenstuk. Na dat schilderij in het late voorjaar van 1663 te hebben voltooid, keerde hij voorgoed terug naar Holstein. Zo werd de regentenkamer van het Burgerweeshuis wederom verrijkt met een groepsportret, dertig jaar na de schilderijen van Abraham de Vries en Jacob Backer. Het doek van Ovens is exact even groot als dat van De Vries, reden om te veronderstellen dat de plaats aan de wand bij voorbaat vaststond.
Geheel in de traditie van Van der Voort neemt de vergadertafel een centrale positie in en zijn de bestuurders daar comfortabel omheen geplaatst. In de lege ruimte voor de tafel schilderde Ovens een keurig geklede weesjongen, die een belangrijke rol speelt in de uitgebeelde handeling: hij wordt juist ingeschreven als wees. Het boekje in zijn hand – misschien een bijbel – duidt op een goede scholing. Ook de armoediger geklede kinderen die door de vrouw worden voorgeleid, kunnen rekenen op de goedertierenheid van de regenten, die immers besturen zonder aanzien des persoons. Het jongetje houdt een hoornboekje en een griffel vast, wat wijst op zijn gebrekkige lees- en schrijfvaardigheid. De twee brieven in de hand van de meest linkse regent zouden poorterbrieven kunnen zijn, een vereiste om toegelaten te worden. Terwijl de heren aan de tafel hun barmhartige werk doen, komt de secretaris aanlopen met een foliant, wellicht het ‘Kinderboek’, waarin de opname van de weeskinderen werd geregistreerd. Linksachter is door de openstaande deur nog een jongetje binnengekomen, dat beleefd zijn hoedje afneemt. Het verhalende element is de belangrijkste toevoeging ten opzichte van een voorstudie waarop zich in plaats van de jongen op de voorgrond een lege stoel bevindt. Het binnenleiden van toekomstige bewonertjes beperkt zich nog tot de linker beeldrand, waardoor de tekening herinnert aan Bols Regenten van het Leprozenhuis. De achtergrond bleef wel gehandhaafd: een haardpartij die als een monumentale variant van de bestaande schouw in de regentenkamer kan worden omschreven.
Aanleiding tot de opdracht aan Ovens kan de in 1662 afbetaalde renteschuld zijn geweest aan het Oude Mannen en Vrouwen Gasthuis, de instelling waarvan het Burgerweeshuis aan het begin van de eeuw de behuizing had overgenomen. Uit een aantekening in het archief van het Burgerweeshuis blijkt namelijk dat Jacob Trip (1627-1670), die in 1662 als regent was teruggetreden, op het schilderij voorkomt; waarschijnlijk dateert de opdracht dus nog van dat jaar. Op 9 mei 1663 is Trip met drie nog zittende regenten aanwezig in het atelier van Ovens om het schilderij te bekijken. Evenals Abraham Alewijn en Hendrik Vastricx legt hij een dag later ƒ 100.- in voor zijn portret, de dagen erna gevolgd door een even hoge inleg door de regenten Willem van Erpecum, Willem Kieft en Floris Roelofs. Van de zeshonderd gulden ontvangt Ovens er op 4 juni vijfhonderd. De lijstenmaker Pieter Heromans, die het voltooide doek op 24 mei heeft opgespannen, ontvangt op 28 juli ƒ 60.- voor zijn diensten, inclusief materiaalkosten als doek, spieraam en lijst. Na betaling is er voor de regenten nog ƒ 40.- over voor een feestelijke maaltijd. Onbekend is of de opvolger van Trip, de niet afgebeelde Daniël Lestevenon, daarbij mocht aanschuiven.
Nu bekend is om wie het gaat, kunnen we een poging doen om de juiste namen bij de gezichten te plaatsen. De man links is ongetwijfeld Abraham Alewijn (1607-1679), wiens karakteristieke kromme neus en geprononceerde kinnebak overeenkomen met een krijttekening door Vaillant. Afgaande op Jacob Trips acht jaar oudere portret door Van der Helst [SB 5783] zal hij de schrijvende regent zijn, derde van rechts. Met de andere heren ligt het bij gebrek aan andere portretten lastiger. Op grond van zijn leeftijd zal de regent naast Alewijn de bejaarde Kieft (1595-1678?) zijn. Is Roeters (1622-1671), de jongste van de groep en als laatste aangetreden, de regent die uiterst rechts is afgebeeld of is hij degene die staat? Vastricx (1610/’11-1688?) en Van Erpecum (1614-1666) waren ongeveer even oud en werden in hetzelfde jaar regent. Een even belangrijke plaats op het schilderij ligt dan voor de hand, waarbij Vastricx misschien de man tussen Alewijn en Trip is. De man zonder hoed achter de tafel is herkend als de boekhouder Claes Heijndrichs, die in 1616 op zesjarige leeftijd samen met zijn broer Jan in het Burgerweeshuis was opgenomen. In 1632 was hij benoemd door het college dat op het doek van De Vries is afgebeeld. De transactie tussen de regenten, Ovens en Heromans werd door hem keurig geadministreerd. ( Norbert Middelkoop)
Catalogue AHM 1975/'79
Een getrouw met het schilderij overeenkomende zwartkrijttekening bevond zich vroeger in de verzameling Wurfbain te Arnhem (vlg. van deze verz. te Amsterdam, 6 mei 1912, nr. 970, met afb.; door Schmidt, die dit blad slechts kende uit een schriftelijke vermelding, besproken als een voorstudie van Ovens' eigen hand: Schmidt, blz. 255, nr. 110). M.i. maakt de afbeelding in de veilingcatalogus duidelijk dat het een natekening is, wellicht gemaakt door A. Delfos. In het Goethemuseum te Weimar (inv.nr. 897) bevindt zich een tekening van een groep van zes regenten, een employé en een vrouw met kind. Deze tekening is geheel in Ovens' stijl en vertoont grote overeenkomsten met ons schilderij, vooral in de opstelling van de twee links zittende regenten. Dit blad zou zeer goed wél een eigenhandige voorstudie kunnen zijn, zoals J.Q. van Regteren Altena reeds veronderstelde (not. bij foto op RKD; de tekening te Weimar op "Palamedes Stevens" ondergebracht).
De afgebeelde regenten zijn: Willem van Erpecum (regent 1644-1666), Willem Ysbrandsz Kieft (1640-1671), Daniel Lestevenon (1662-1666), Floris Roeters (1654-1671), Hendrik Willemsz Vastrick (1644-1668) en Abraham Alewijn (Moes; Krielaart, met verwijzing naar ELIAS).
Het keurig in wezen-uniform gestoken jongetje voor de tafel is duidelijk een reeds opgenomen weeskind (vgl. E. van Tsoe-Meiren, de Kleeding der Amsterdamsche Burgerweezen, in: Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift 6, 1893, vooral de afb. t.o. blz. 628). Een contrast ten opzichte van hem vormen de twee zowel in kleding als gedrag veel "wanordelijker" kinderen links. Men krijgt de indruk dat dit tweetal, van wie het jongetje een fluit en een ratel (Schmidt) bij zich heeft, het vertrek wordt binnengeleid opdat het regentencollege over hun eventuele opneming in het weeshuis kan beslissen. ( Albert Blankert)
Amsterdam Museum, bruikleen van Stichting Het Burgerweeshuis - Rooms Catholiek Jongens Weeshuis