Nol van Wesel (1918) en Max Kannewasser (1916) werkten bij de Bijenkorf in Amsterdam. In 1934 traden ze op tijdens een personeelsavond van het warenhuis. Twee jaar later gaven ze hun baan op.
In 1938 kwam de eerste plaat van Johnny and Jones uit: ’Mijnheer Dinges weet niet wat swing is’. Het werd een groot succes en er volgden tot 1940 nog zes platen op het Panachord-label. Ze brachten swingend Nederlandstalig repertoire, met Amerikaans accent. Hun teksten bevatten allerlei toespelingen op actuele gebeurtenissen en zaten vol Amsterdamse humor en joodse gein. Sommige liedjes bevatten toespelingen op de dreigende oorlog, zoals `We hoeven niet te hamsteren´.
In de eerste oorlogsjaren traden Johnny and Jones nog op in het openbaar, later mochten joodse artiesten alleen nog optreden voor een joods publiek. Ze speelden in de tot Joodsche Schouwburg omgedoopte Hollandsche Schouwburg aan de Plantage Middenlaan. In de zomer van 1942 werd de Hollandsche Schouwburg het doorgangshuis voor joden die vanuit Amsterdam naar Kamp Westerbork werden gedeporteerd.
Bij de laatste Amsterdamse razzia in september 1943 ontkwamen Max en Nol niet. Samen met hun vrouwen kwamen ze in Westerbork terecht. Eén maal, in maart 1944, traden ‘Johnny und Jones’ op in de beroemde revue van kamp Westerbork. Kampcommandant Gemmeker stond slechts Duitstalig repertoire toe, een taal die Max en Nol nauwelijks beheersten.
In september 1944 werden ze getransporteerd naar Theresienstadt en vandaaruit verder naar Auschwitz, Sachsenhausen en Bergen-Belsen. Daar stierven ze, Jones op 20 maart 1945 en Johnny op 15 april, de dag waarop het kamp werd bevrijd. ( Annemarie de Wildt)