Dameshoed met rand, kapothoed van donkerblauw gedrapeerd fluweel op geimpregneerd hoedengaas. Versierd met kant en struisvogelveren. Onder rand gedrapeerd fluweel en kant. Twee afhangende linten en keelbanden.
Vanaf het midden van de 19de eeuw werd de hoed een belangrijke accessoire en een onmisbaar modeobject. Omstreeks 1900 eiste de etiquette zelfs dat een vrouw het huis niet kon verlaten zonder hoed. In tegenstelling tot de conservatieve herenhoed bestond de hoed voor de vrouw in alle vormen, kleuren en materialen. Stro en vilt waren zeer geliefd. De garnering van hoeden gebeurde veelal met kunstbloemen, veren en voile. Welgestelde dames droegen hoeden van gerenommeerde 'modistes' of hoedenmaaksters. ( Annemarie den Dekker)
Exhibition text
Deze hoedjes zijn - samen met vele kostuums en schoenen - afkomstig uit de nalatenschap van Sophia Augusta Lopez Suasso-de Bruijn (1816-1890). Na haar overlijden liet zij haar verzameling kunstnijverheid én veel kleding na aan de stad Amsterdam. In een schriftje beschreef mevrouw Suasso de kleding die bewaard moest blijven. De lijst bestond uit ongeveer zeventig dames- en herenkledingstukken, vijfendertig hoeden, tachtig paar schoenen en tweehonderdvijftig accessoires. Slechts een deel van de in het schriftje vermelde objecten is terug te vinden in de museumcollectie.
Amsterdam Museum
Onderzoek naar en fotografie van de 18e- en 19e-eeuwse accessoires van het Amsterdam Museum zijn mede mogelijk gemaakt door financiële steun van het Barbas- Van der Klaauw Fonds, het Netty van Doorn Fonds en het Prins Bernhard Cultuurfonds.