De oorsprong van de Bijenkorf - het eerste warenhuis van Nederland - ligt op de Nieuwendijk. Hier richtten Simon Philip Goudsmit en Abraham Salomon Polak een manufacturenwinkel in garen, band en breiwol op. Later werd hier damesconfectie aan toegevoegd.
Toen het nieuwe gebouw in 1914 aan de Dam zijn deuren opende, leek het op een groot paleis: imponerend en aanlokkelijk tegelijk, met geüniformeerde portiers bij alle deuren. Het warenhuis telde in die periode negentien afdelingen, verdeeld over vier verdiepingen. De in totaal 8000 vierkante meter publieksruimte bood onder meer plaats aan een lunchroom, een bibliotheek en een post- en telegraafkantoor.
De Bijenkorf stond bekend om zijn stoffenafdeling – en daarmee om de mode – en de etalages. In 1915 kwam de Bijenkorf met iets nieuws: de verkoop van knippatronen naar maat. Het zelfgemaakte kledingstuk kon de klant laten afpassen door een coupeuse.
Al spoedig na de opening huurde de Bijenkorf professionele etaleurs in en vanaf 1918 worden de eerste etalagepoppen ingezet om het publiek te verleiden tot een bezoek aan de modeafdelingen. Vanaf 1926 openen diverse filialen door heel Nederland. Tijdens de Tweede Wereldoorlog maakte de Bijenkorf een crisis door. Veel Joodse werknemers worden gedeporteerd en de leiding wordt grotendeels ontslagen.
Toch wist de Bijenkorf weer een zeker niveau van luxe en aanzien te verwerven. Het warenhuis was, mede door maatschappelijke veranderingen, niet meer zo hoogdrempelig als voor de oorlog. De Bijenkorf is inmiddels opgenomen in een groot winkelconcern. ( Annemarie den Dekker)