stadskeur onderzijde bodem: Amsterdam
: stadswapen
jaarletter onderzijde bodem: V
: jaarletter V =1755
meesterteken? onderzijde bodem: HP: monogram met letters H P in cirkel
: Jan de Hoop
: bron: Voet 1912, nrs 358-359; Citroen 1975, nr 355
opschrift onderzijde bodem: onleesbaar teken
opschrift binnenzijde deksel/sluitrand doos: VIIII/: cijfer VIIII
schenking
inv.nr. KA 3913 in depot
Rechthoekige doos met afgeschuinde hoeken en scharnierend deksel. Profielrand langs onderrand doos en deksel. Reliëfdecors op een geruwde ondergrond. Op deksel een voorstelling van een vaas met bloemen. Wanden met een voorstelling van een aapje tussen bloemtakken en drie maal een vaas met bloemen. Op sluitrand doos en binnenzijde deksel is het Romeinse cijfer: VIIII/ gegrift.
Herkomst
Sophia Augusta Stichting, Amsterdam, herkomst en jaar van verwerving onbekend
Dit achthoekige loddereindoosje is het vroegst gedateerde Amsterdamse exemplaar in de verzameling van het Amsterdams Historisch Museum. Een loddereindoosje is een klein, hoog doosje, dat een sponsje bevatte, gedrenkt in reukvloeistof. De naam lodderein is een verbastering van de oorspronkelijke Franse benaming 'l'eau de la reine', koninginnewater. Het gebruik van dit reukwater kwam tegen het midden van de achttiende eeuw in zwang en bleef ongeveer een eeuw in gebruik. Zilveren loddereindoosjes hebben veelal gegraveerde, gedreven of gestampte voorstellingen, al dan niet geciseleerd of op een andere wijze nabewerkt. Met name de stampwerktechniek maakte een seriematige productie van dozen of onderdelen ervan mogelijk. Opmerkelijk is dat er veel identieke decors voorkomen. Mallen voor stampwerk werden dan ook gedurende langere tijd gebruikt en veelvuldig door zilversmeden onderling uitgeleend.
Bekende makers van Amsterdamse loddereindoosjes waren - naast Jan de Hoop - Dirk Goedhart (cat.nr. KA 3918, KA 3897), Cornelis van Hoek (cat.nr. KA 3782, KA 3921, KA 3922), Anthony de Hoop (de zoon van Jan) (cat.nr. KA 3904, KA 3906, KA 3905) en Willem Wobbe (cat.nr. KA 3926, KA 3912). Zie over reuk- en loddereindoosjes: Wttewaall 1994~2, p. 66-82. ( Bert Vreeken)