Baljapon van gele zijde met ingeweven bloem- en bladmotief. Gatailleerd lijfje met boothals, middenvoor in een punt uitlopend. Wijd uitlopende driekwart mouwen (z.g. pagode mouwen). Aangerimpelde, wijd uitlopende, voetlange rok. Op het voorpand twee verticale stroken gerimpelde tule, afgezet met sierband. Langs de hals en mouwen een strook goudkleurig tulekant. De onderkant van de mouwen is afgezet met een stolpplooien gelegde, satijnen bies, tulekant en geschulpte tule. Op ellebooghoogte zit een gestrikt zijden lint.
Het lijfje is gevoerd met gele zijde en heeft twee baleinen in de zijnaden en drie op het voorpand. De mouwen zijn gevoerd met katoen. De rok is tegengevoerd met een katoengaas en heeft aan de binnenkant, langs de zoom, een strook gele zijde van 13 cm.
Vermaakt: De vorm van de pagode mouwen is modieus in de jaren 1850. De mouwen zijn vermaakt van een smalle nauwsluitende mouw naar een pagodemouw. Het was waarschijnlijk een luxe dagjapon uit ca. 1840-1850, maar is later vermaakt tot verkleedjapon voor een bal masque. Het was waarschijnlijk de bedoeling om het op een achttiende eeuws silhouet te doen lijken.
Onderzoek naar en fotografie van de 18e- en 19e-eeuwse kostuums van het Amsterdam Museum zijn mede mogelijk gemaakt door financiële steun van het Barbas- Van der Klaauw Fonds, het Netty van Doorn Fonds en het Prins Bernhard Cultuurfonds