opschrift tegen de bovenrand van de doek: Catharina / Scheffer: naam van borduurster
opschrift tegen de onderrand van de doek: Oud18Jaar / Anno 1877: leeftijd borduurster, jaar voltooiing doek
opschrift rondom het middenkader, kloksgewijs: JS / JES / AJE / PJS / JS / FS: JS: Johannes Scheffer, broer van borduurster
JES: Johanna Elisabeth Scheffer, zus van borduurster
AJE: --
PJS: Pieter Jacob Scheffer
JS: --
FS: --
opschrift links tegen de buitenrand, tussen de stoppen: WW / CES
opschrift rechts tegen de buitenrand, tussen de stoppen: GS / GWE
De maakster van deze doek, Catharina Engelina Scheffer wordt op 10 augustus 1861 in Amsterdam geboren. Ze is het zesde en laatste kind van Pieter Scheffer (*1818), een timmerman uit Amsterdam, en zijn echtgenote Geertruida Steinvoort (*1820). Drie broertjes en twee zusjes gingen Catharina voor. De oudste in het gezin, broer Pieter is bij haar geboorte dan al 18 jaar oud; haar beide ouders zijn veertigers. Mogelijk zijn beiden een aantal jaren na haar geboorte overleden. Catharina is vijftien als zij in 1876, in het Burgerweeshuis aan een merklap werkt. Een jaar later volgt een stoplap. Op 23 augustus 1883, trouwt Catharina met Adolf Beijer (1862-1940), een eenentwintigjarige diamantslijper. Zij krijgen drie zonen en een dochter. Catharina overlijdt op 23 april 1944 in Purmerend, vier jaar na haar Adolf. Haar doeken worden aan het museum geschonken. Zus Janna is de moeder van Catharina Bovenkerk van wie het museum eveneens een stoplap uit het Burgerweeshuis in de collectie heeft. (KA 19775).
Catharina’s stoplap uit 1877 draagt de typische kenmerken van een Burgerweeshuisdoek. Rondom een middenkader worden acht stoppen geoefend, altererend drie kruisstoppen en vier sterstoppen, afgesloten met een winkelhaakstop in de rechteronderhoek. Deze stop had een hogere moeilijkheidsgraad. Het middenkader is geheel of gedeeltelijk losgeknipt en met sneestoppen weer keurig en onzichtbaar teruggeplaatst. Aan de bovenzijde borduurt ze haar naam, aan de onderzijde ‘Burgerweeshuis’. In plaats van een romantisch motief, zoals de meeste weesmeisjes doen, kiest ze ervoor alleen haar eigen initialen in het kader te plaatsen en de overige initialen van het weeshuispersoneel, van familie en van vriendinnetjes achterwege te laten. Misschien vond Helena het wel welletjes en kneep de linnenmoeder een oogje toe. Helena werkte met zijden garen op fijn geweven linnen. In 1877 ‘stopt’ ze ermee, de doek is voltooid.
(Suzette van 't Hof)