Voorgevel, drie ramen. Indeling intérieur: woonkamer, alkoof, keuken, halletje, WC, trappenhuis. Meubilair woonkamer: ledikant, tafel met vier stoelen, armstoel, leunstoel, kastje, rieten mat, kachel, kolenkit, vier 'schilderijen', krantenhouder, drie vazen, dienblad met servies, olielamp, waslijn met was. Twee alkoven: twee tweepersoonsbedden, po, koffer, kandelaar. Keuken: fornuis, tafel met twee stoelen, eierrek, teil, puddingvorm, petroleumstel, pan, kom, drie voorraadbussen, mand. WC: kandelaar, waterkan.
Veel van de woningen die vanaf 1860 in de Pijp, Oosterpark en Kinkerbuurt gebouwd werden, waren van slechte kwaliteit. De weekhuur was twee à drie gulden. Maar veel mensen verdienden maar een gulden per dag, dus konden ze maar een 'halve woning' huren. Deze woningen waren twintig tot dertig m2, bevatten een keuken, woonkamer en een slaapalkoof met twee bedsteden. Tussen 'voor' en 'achter' stond een dun houten wandje. Op de gang waren één of twee plees. Op één trap woonden zo zes gezinnen. De inrichting van de woningen was sober. Men had een tafel met gaslamp erboven, zoveel stoelen als er gezinsleden waren en een paar planken voor kleding. Er werd gekookt op een petroleumstel. In het lattenhok op zolder werden de kolen bewaard.
Schaal 1:20
Literatuur:
Frank Smit, Van Amsterdamse Huize : ontwikkeling en identiteit van Het Woningbedrijf Amsterdam (Amsterdam ca. 1998)
Tentoonstellingstekst
Veel van de woningen die vanaf 1860 in de Pijp, Oosterpark en Kinkerbuurt gebouwd werden, waren van slechte kwaliteit. De weekhuur was twee à drie gulden. Maar veel mensen verdienden maar een gulden per dag, dus konden ze maar een 'halve woning' huren. Deze woningen waren twintig tot dertig m2, bevatten een keuken, woonkamer en een slaapalkoof met twee bedsteden. Tussen 'voor' en 'achter' stond een dun houten wandje. Op de gang waren één of twee plees. Op één trap woonden zo zes gezinnen. De inrichting van de woningen was sober. Men had een tafel met gaslamp erboven, zoveel stoelen als er gezinsleden waren en een paar planken voor kleding. Er werd gekookt op een petroleumstel. In het lattenhok op zolder werden de kolen bewaard.
Industrialisatie, emancipatie en geloof in 'de maakbare samenleving' leiden in de negentiende eeuw tot aandacht voor de erbarmelijke en onbeschaafde leefomstandigheden van de lagere klassen. De Woningwet van 1901 stelt eisen waar huizen aan moeten voldoen. Die worden in 1915 nog eens aangescherpt. Zo moeten de ouders een eigen slaapkamer hebben, evenals de jongens en de meisjes, die vanuit zedelijk oogpunt niet bij elkaar mogen liggen. Woningen worden groter met steeds meer vierkante meters per persoon en zij worden steeds beter uitgerust: met stromend water, grotere ramen, toiletten, enzovoort. Tegenwoordig is het gewoon dat een alleenstaande meer ruimte tot zijn beschikking heeft dan een groot arbeidersgezin omstreeks 1900. ( Sarah Remmerts de Vries)