medium density fibre board, plastic, textiel, karton, metaaldraad, verf, papier, acrylaatplaat, hout, folie, riet
hoogte: 21.5 cm; breedte: 54.5 cm; diepte: 46 cm;
aankoop 1999
inv.nr. KA 20374
Drie kamer woning met balkon aan de straatzijde, trappenhuis voorzien erker met een raam. Trappenhuis geeft toegang tot de hal met daarin de deuren voor de keuken, slaapkamer, toilet en woonkamer. De ouderslaapkamer is toegankelijk via een deur in de woonkamer. De keuken heeft een dubbele openslaande deur voor het balkon. In de woon- en slaapkamer en op de hal zijn er leds in de lampenkappen aangebracht.
In de jaren 1920-1923 bouwde de socialistische woningbouwvereniging De Dageraad ruim 350 woningen in en rond de P.L. Takstraat, naar ontwerp van Piet Kramer en Michiel de Klerk. De imposante gevelwanden waren typerend voor de architectuur van de Amsterdamse School. De woningen waren tamelijk klein en, door hun kleine hooggeplaatste ramen, nogal donker. De weekhuur van ongeveer zeven gulden was te hoog voor laaggeschoolde arbeiders. In de 'paleizen voor arbeiders' zoals het complex wel genoemd werd, kwamen dan ook vooral hooggeschoolde arbeiders, ambtenaren en onderwijzers te wonen. De woningen hadden, heel modern, een wc met doorspoelsysteem, en vanaf de jaren '30 legden verscheidene bewoners zelf een geiser of boiler aan.
Schaal 1:20
Literatuur:
Frank Smit, Van Amsterdamse Huize : ontwikkeling en identiteit van Het Woningbedrijf Amsterdam (Amsterdam ca. 1998)
Tentoonstellingstekst
In de jaren 1920-1923 bouwde de socialistische woningbouwvereniging De Dageraad ruim 350 woningen in en rond de P.L. Takstraat, naar ontwerp van Piet Kramer en Michiel de Klerk. De imposante gevelwanden waren typerend voor de architectuur van de Amsterdamse School. De woningen waren tamelijk klein en, door hun kleine hooggeplaatste ramen, nogal donker. De weekhuur van ongeveer zeven gulden was te hoog voor laaggeschoolde arbeiders. In de 'paleizen voor arbeiders' zoals het complex wel genoemd werd, kwamen dan ook vooral hooggeschoolde arbeiders, ambtenaren en onderwijzers te wonen. De woningen hadden, heel modern, een wc met doorspoelsysteem, en vanaf de jaren '30 legden verscheidene bewoners zelf een geiser of boiler aan.
Industrialisatie, emancipatie en geloof in 'de maakbare samenleving' leiden in de negentiende eeuw tot aandacht voor de erbarmelijke en onbeschaafde leefomstandigheden van de lagere klassen. De Woningwet van 1901 stelt eisen waar huizen aan moeten voldoen. Die worden in 1915 nog eens aangescherpt. Zo moeten de ouders een eigen slaapkamer hebben, evenals de jongens en de meisjes, die vanuit zedelijk oogpunt niet bij elkaar mogen liggen. Woningen worden groter met steeds meer vierkante meters per persoon en zij worden steeds beter uitgerust: met stromend water, grotere ramen, toiletten, enzovoort. Tegenwoordig is het gewoon dat een alleenstaande meer ruimte tot zijn beschikking heeft dan een groot arbeidersgezin omstreeks 1900. ( Sarah Remmerts de Vries)