Huiskamer: C.V., radio. telefoon, 2 clubs en tafel, ronde eethoektafel met 4 stoelen, wandmeubel. Slaapkamer: 2 persoonsbed, kaptafel en kruk. Kinder Slaapkamer: 1 pers.bed en een opklapbed met ombouw, speelgoed. Badkamer: lavet, wasdroogrek, kruk. Keuken: koelkast met gasstel, geijser, houten strijkplank, muurplank/tafelblad met 2 krukken. W.C. met hoge stortbak. Trapportaal. Aan voorkant balkon met 2 ligstoelen. Achterkant balkon met wasgoed aan lijn en kistjes. Zijkant balkon.
De woningen van de Algemene Woningbouw Vereniging aan de Erasmusgracht zijn een voorbeeld van de strokenbouw uit de Westelijke Tuinsteden in de jaren '50. In plaats van gesloten bouwblokken met binnentuinen, kwamen er woningen waarvan zowel de voor- als achterzijde uitkeek op de openbare ruimte. Dit had ook een ander stratenpatroon tot gevolg. Licht en lucht was het motto van de woningbouw in de jaren '50. Ook bij de woninginrichting was licht en ruimte belangrijk. Zware, donkere meubelen maakten plaats voor rotan, blank hout en Tomadorekjes. Populair in die tijd was het lavet: een granitobak die zowel gebruikt kon worden als wastafel, douche en wasmachine met uitneembare schoep.
Schaal 1:20
Literatuur:
Frank Smit, Van Amsterdamse Huize : ontwikkeling en identiteit van Het Woningbedrijf Amsterdam (Amsterdam ca. 1998)
Tentoonstellingstekst
De woningen van de Algemene Woningbouw Vereniging aan de Erasmusgracht zijn een voorbeeld van de strokenbouw uit de Westelijke Tuinsteden in de jaren '50. In plaats van gesloten bouwblokken met binnentuinen, kwamen er woningen waarvan zowel de voor- als achterzijde uitkeek op de openbare ruimte. Dit had ook een ander stratenpatroon tot gevolg. Licht en lucht was het motto van de woningbouw in de jaren '50. Ook bij de woninginrichting was licht en ruimte belangrijk. Zware, donkere meubelen maakten plaats voor rotan, blank hout en Tomadorekjes. Populair in die tijd was het lavet: een granitobak die zowel gebruikt kon worden als wastafel, douche en wasmachine met uitneembare schoep.
Industrialisatie, emancipatie en geloof in 'de maakbare samenleving' leiden in de negentiende eeuw tot aandacht voor de erbarmelijke en onbeschaafde leefomstandigheden van de lagere klassen. De Woningwet van 1901 stelt eisen waar huizen aan moeten voldoen. Die worden in 1915 nog eens aangescherpt. Zo moeten de ouders een eigen slaapkamer hebben, evenals de jongens en de meisjes, die vanuit zedelijk oogpunt niet bij elkaar mogen liggen. Woningen worden groter met steeds meer vierkante meters per persoon en zij worden steeds beter uitgerust: met stromend water, grotere ramen, toiletten, enzovoort. Tegenwoordig is het gewoon dat een alleenstaande meer ruimte tot zijn beschikking heeft dan een groot arbeidersgezin omstreeks 1900. ( Sarah Remmerts de Vries)