opschrift middenkader, van boven naar beneden, drie paar initialen: JW GP / BW HS / AN18 / 91NO: JW: Jan Willemse, vader van borduurster
GP: Geertruida Pierik, moeder van borduurster
BW: Barend Willemse (?), grootvader van borduurster
Jaar voltooiing doek
opschrift onder het middenkader: Z Willemse: naam van borduurster
opschrift 1e rij, linkerstop, links boven en onder: BW / JK: onbekend, mogelijk Barend Willemse, broer van borduurster
opschrift 1e rij, rondom middenstop, kloksgewijs: MB, MCB, MtM, MPD: regentessen van het weeshuis
opschrift 1e rij, rechterstop, rechts boven en onder: AM / JO
opschrift 2e rij, rondom linkerstop, kloksgewijs: PdR / JW / HW / FK
opschrift 2e rij, rondom rechterstop, rechts boven en onder: CvdW / MP / SW / JC: CvdW: Cornelis van de Werff, voogd
MP: Margjen Pierik, echtgenote van voogd
SW: echtgenote van toegewezen voogd
JC: Jacobus Cobussen, toegewezen voogd
opschrift 3e rij, linkerstop, links boven en onder
opschrift 3e rij, rondom middenstop, kloksgewijs: LHvE / CK / MM / EA: vermoedelijk personeel
opschrift 3e rij, rechterstop, rechts boven en onder: AC / PC
bruikleen 1981-06-19
inv.nr. KB 1682 in depot
Vervaardigd in het Weeshuis van de Nederduitsch Hervormde Diaconie, Amsterdam
Zwenne Willemse wordt op 29 augustus 1876 in Amsterdam geboren, waar ze op 17 september 1876 in de Amstelkerk wordt gedoopt. Haar vader is Jan Willemse (1844) een kantoorbediende van beroep; haar moeder Geertruida Lamberta Pierik (1842). Zwenne is de oudste. In 1880 krijgt ze een broertje, Barend. In het jaar waarin Zwenne zes wordt, 1882, overlijdt haar vader. Moeder Geertruida staat er nu alleen voor. Broer en zus krijgen als voogd Cornelis van de Werff toegewezen, een timmerman die getrouwd is met Margjen Pierik, de zus van Geertruida. Als toegewezen voogd treedt Jacobus Cobussen op, een koetsier die met Sophia Maria Willemse, de zus van Jan, in de echt verbonden is. Geertruida overlijdt op 16 juni 1888. De twaalfjarige Zwenne wordt een maand later op 13 juli 1888, samen met haar achtjarige broertje opgenomen in het Weeshuis der Nederduitsch Hervormde Diaconie. Hoe het Zwenne de rest van haar leven is vergaan is niet bekend. Zwennes stoplap toont alle kenmerken van een Diaconie-doek. Deze doeken kwamen op het eerste oog sterk overeen met Burgerweeshuis doeken. Rondom een middenkader waarin een geromantiseerd motief is aangebracht – in dit geval rozen- worden altererend vier kruis – en vier sterstoppen geoefend. De initialen tussen de stoppen verwijzen naar personeel van het weeshuis, familie en soms vriendinnetjes. Opvallend zijn de initialen rondom de sterstop aan de bovenzijde. Zij behoren de vier regentessen toe. Deze dames van goeden huize werden moeders genoemd. De tweede letter verwijst naar hun achternaam. De Diaconie-doeken onderscheiden zich van de Burgerweeshuisdoeken, doordat de initialen de schrijfrichting blijven volgen en niet meedraaien met de klok, ook worden de persoonlijke gegevens van de borduurster in, net onder of boven het middenkader geplaatst. De achtste stop is een winkelhaakstop, die een hogere moeilijkheidsgraad heeft. Het handwerk van de Diaconie stond op een zeer hoog peil, evenals dat van het Burgerweeshuis. Zwenne legde in 1891 de laatste hand aan deze doek van groot formaat, die 47 bij 53 cm meet. Ze werkte met zijden garen op een fijngeweven katoenen ondergrond. De doek is door de Diaconie in langdurige bruikleen gegeven aan het museum.