Vervaardigd voor het gemeentelijk paviljoen op de ENTOS (Eerste Nederlandsche Tentoonstelling op Scheepvaartgebied) op de Buiksloterham en in de Tolhuistuin, ten Noorden van het IJ.
Toen in 1876 het Noordzeekanaal in gebruik werd genomen, was het voor de grote rederijen niet langer efficiënt om voor het onderhoud van Amsterdamse schepen op Den Helder aangewezen te zijn. Op initiatief van Stoomvaart Maatschappij Nederland (SMN) werd een jaar later de Amsterdamsche Droogdok Maatschappij (ADSM) opgericht. De dokken werden aan de noordelijke IJ-oever gevestigd, tegenover de aanlegplaatsen van de SMN.
In 1879 werd het ‘Koninginnedok’ officieel geopend door koningin Emma; uiteindelijk zouden er vijf dokken in gebruik worden genomen. Op het schilderij zijn links twee grote stoomschepen van de SMN te zien die voor onderhoud in het Koninginnedok en het Wilhelminadok liggen. Aan de overkant van het IJ liggen ‘geelpijpers’ van de SMN afgemeerd aan de noordzijde van het IJ-eiland.
Hobbe Smith schilderde de Gezichten op het IJ in de nieuwe bloeiperiode van de Amsterdamse haven. Daar kwam vanaf de jaren dertig verandering in met de economische crisis en vanwege de concurrentie van de Rotterdamse haven, die uiteindelijk zou uitgroeien tot de grootste ter wereld. De ADSM fuseerde in 1978 met de Nederlandsche Dok en Scheepsbouw Maatschappij; in 1985 verdwenen de dokken definitief uit Amsterdam Noord. Op de plaats van het Wilhelminadok is nu een restaurant gevestigd met dezelfde naam. Aan de overkant is het IJ-eiland, nu beter bekend als het Java-eiland, bebouwd met woningen. ( Daphne Willemsen)