Toen Filips II naar Spanje terugkeerde stelde hij zijn zuster, Margaretha van Oostenrijk, als landvoogdes aan. Hij voegde haar een staatsraad toe, met bisschop, later kardinaal Granvelle aan het hoofd. Twee zaken hielden de koning in het bijzonder bezig: de handhaving van de katholieke kerk en oorlogsvoorbereidingen tegen Frankrijk. Deze laatste verliepen gunstig, want de overwinningen bij Saint-Quentin en Grevelingen leverden Filips de voordelige vrede van Cateau-Cambrésis op. De kerkelijke situatie lag gecompliceerder, omdat de hervorming tot in alle lagen van het volk was doorgedrongen. Granvelle werd bovendien gehaat. Door de aanzienlijken wegens zijn invloed, door het volk om de strenge plakkaten en door de geestelijkheid wegens nieuwe bisdommen waarvan de inkomsten voor een groot deel uit de goederen der abdijen moesten komen. Alle pogingen om Granvelle kwijt te raken waren vruchteloos. Om Granvelle te bespotten, liet de graaf van Egmond zijn dienaren narrenkappen op de kleren borduren, waarmee hij zinspeelde op de kardinaalshoed. Egmond werd hiervoor door de landvoogdes berispt en verving de narrenkap toen door een bundel pijlen, wat door velen werd nagevolgd. Volgens Egmond symboliseerde dit de eenheid in 's konings dienst, maar de kardinaal zag er niet ten onrechte een samenzwering in. Toen hij merkte dat iedereen zich steeds verbitterder tegen hem opstelde, vertrok de kardinaal naar Bourgondië. (...) ( Dedalo G. Carasso)