Donker en vaag gehouden weergave van een man ten halven lijve in half rood, half zwart weeshuisvest, zijn pijp aangloeiende in een vuurtest. Hij zit aan een tafel links, buiten in de beschutting van een muur en gebladerte, met rechts een doorblik op gevels en in weeshuiskleren geklede personages. Op tafel liggen rookartikelen.
Herkomst
Burgerweeshuis, Cas-comptoir; bruikleen van Spirit, 1962
In het Amsterdamse Burgerweeshuis konden kinderen van Amsterdamse poorters (burgers met rechten om in de stad te wonen) terecht, die geen ouders of een moeilijke thuissituatie hadden. Weesjongens leerden een vak of ambacht, weesmeisjes werden voorbereid op het zijn van een goede huisvrouw. Als de weeskinderen eenmaal volwassen waren, moesten ze op eigen benen staan. Een uitzondering was deze oude Burgerwees: Barend Jansz Bode, of ‘Malle Baandje’, die volgens Jan Wagenaar in het weeshuis mocht blijven wonen omdat hij ‘niet wel by ’t hoofd bewaard’ was. Dit portret van Bode hing in de vestibule aan de zijde van de poort naar de St. Luciënsteeg. Een ander portret van hem was te zien het Cas-Comptoir. ( Sarah Remmerts de Vries)
Catalogus AHM 1975/'79
Krielaart identificeerde het schilderij met een als volgt door Wagenaar in het Burgerweeshuis vermeld werk: "Het ander stukje, welk in ‘t Cas Comptoir hangt, verbeeldt een' ouden Wees, zo my berigt wordt, Barend Jansz Bode, en in ‘t gemeen, Baandje genaamd, die niet wel by ‘t hoofd bewaard, en, door de gantsche stad, bekend was, om dat hy, altoos, de sleeden van zulken, die naar en van het trouwen reeden, agter aan liep. Hy is ook, in een grooter stukje, in ‘t vertrek voor de Regenten kamer, afgebeeld."
Krielaart voegt hieraan toe: "De door Wagenaar genoemde toeslede komt inderdaad op de achtergrond van ons cat.nr. 552 A voor, met een weesjongen die vooruit loopt. Het stuk wordt na Wagenaar soms vermeld als portret van een oud, welgesteld man en ook als levensgrote halffiguur, zittend, pijp aanstekend (Hofstede de Groot, 1927) en als roker in weescostuum (Voorlopige Lijst van monumenten van geschiedenis en kunst, 1928).
Of het ook identiek is met het door Wagenaar genoemde stuk in het vertrek voor de Regentenkamer, kan ik niet aantonen. Er was n.l., in elk geval tussen ca. 1880 (lijst door commissie van toezicht) en 1924 (Lijst van schilderijen, hangend in het Burgerweeshuis) nog een derde portret van Bode (paneel, 38 x 44 cm), dat thans onvindbaar is. De mogelijkheid lijkt niet uitgesloten dat dit het door Wagenaar bedoelde kleinere stukje in het Cas comptoir is. Het eveneens door Wagenaar genoemde grotere stuk in het vertrek voor de Regentenkamer zou dan zowel ons cat.nr. 552 A als het thans nog in het nieuwe gebouw van het Burgerweeshuis aan het IJsbaanpad aanwezige (dk., 78 x 80 cm) kunnen zijn.
De bijnaam Baantje (ook Baandje) wordt gehanteerd in de diverse door mij aangetroffen inventarislijsten; Malle Baantje (zoals hij in Amsterdam ongetwijfeld zal hebben geheten) is zijn bijnaam in de inventaris, opgemaakt in 1974 door de Rijksdienst Monumentenzorg." ( Albert Blankert)
Amsterdam Museum, bruikleen van Stichting Het Burgerweeshuis - Rooms Catholiek Jongens Weeshuis