opschrift Blad 1, linksonder: Procetana
: Betekenis: vrouw uit Procida
opschrift Blad 1, rechtsonder: Donna della Torre dell'Annunziata
opschrift blad 2, linksonder: Donna di Mergellina
opschrift blad 2, rechtsonder: Chiaesa
verzamelaarsmerk op opzetvel: 1; 2; L.S.
: L.S. staat voor Lopez-Suasso, het legaat waar deze tekeningen uit komen.
legaat 1890
inv.nr. TA 18396.1/2 in depot
Herkomst
Legaat van mevrouw S.A. Lopez Suasso-de Bruijn, Amsterdam, 1890.
In de zeventiende eeuw was de reis naar Italië een belangrijk deel van de opleiding tot kunstenaar. In de achttiende eeuw was dat gebruik echter nagenoeg uitgestorven. Het was dan ook bijzonder dat Daniël Dupré (1751-1817), jong tekenaar, schilder en graveur, een beurs kreeg om vijf jaar in Italië te wonen en werken. Dupré vertoefde vanaf 1786 in Italië met medekunstenaars Jean Grandjean en Hendrik Voogd. Behangselschilder Jurriaan Andriessen (1742-1819), schilderde zelf Italianiserende landschappen en leerde dit aan Dupré, maar heeft zelf nooit een voet in Italië gezet. De drie jonge kunstenaars stuurden veel van hun buitenlandse tekeningen naar Nederland, waarop ze lieten zien hoe het landschap en leven in Italië eruitzag. Hierdoor werden de werken van Amsterdamse schilders als Andriessen steeds classicistischer.
Dupré tekende in Italië voornamelijk veel landschappen, die hij in sommige gevallen als gravure verspreidde. Het is goed mogelijk dat hij ook vellen als deze, waarop hij de dracht van Italiaanse vrouwen natekende, naar Nederland stuurde. De twee op het eerste blad dragen beide een paarse jurk en een kind op de arm. Dit soort figuur- of kostuumstudies, waarop één figuur tegen een witte achtergrond werd afgebeeld met daaronder een kort onderschrift, was populair in Italië; het is dan ook waarschijnlijk dat Dupré deze tekeningen op zijn reis maakte. De onderschriften, Procetana en Donna della Torre dell’Annunziata, duiden er beide op dat deze vrouwen uit Napels komen. Er is een zeer vergelijkbare prent van een Italiaanse vrouw in kostuum bekend, tevens een rugfiguur, met als onderschrift “Procetana, femme d’etats de Naples.’ Procetana komt van Procida, een klein eiland voor de kust van Napels en Torre dell’Annunziata is een stad in de buurt van Napels. Dupré kan ze dus in deze regio gezien en getekend hebben.
De twee figuren op het tweede blad dragen geen kind. De linkervrouw is van voren afgebeeld, gehuld in een oranje sjaal en met een witte kap op het hoofd. Ze draagt in haar linkerhand een emmer en in haar rechter een schaal, die ze op haar heup laat leunen. De rechtervrouw, van links gezien, draagt een vergelijkbare kap op het hoofd, en een witte jurk met een groen schort. Ook zij laat een schaal op de heup balanceren. De onderschriften van deze twee luiden Donna di Mergellina en Chiaesa. Mergellina is vandaag de dag de naam voor het kustgedeelte van Napels, maar was tot 1880 een klein vissersdorp in de buurt van de grote stad; als de afgebeelde vrouw inderdaad uit Mergellina komt, zou haar emmer dus gevuld kunnen zijn met vis. Chiaesa betekent simpelweg kerk, maar aangezien de andere drie figuren duidelijk verbonden zijn met Napels en omgeving is het waarschijnlijk dat Dupré haar bijvoorbeeld heeft gezien bij een Napolitaanse kerk.
De strakke lijnen en klassieke verbeelding van deze figuren, met heldere kleuren en duidelijk onderschrift, suggereren dat Dupré deze tekeningen wellicht heeft willen publiceren als prenten. In dit geval zouden ze kunnen fungeren als voorbeelden voor jonge kunstenaars. Dit wordt mede ondersteund door het feit dat een veilingcatalogus van de eigen collectie van Dupré noemt dat hij ‘naar het leven geteekende Studiebeeldjes’ had getekend, ‘zeer geschikt tot lessen voor Discipelen.’ Het is mogelijk dat dit soort tekeningen hiermee bedoeld worden.
( Nina Reid)