opschrift r. onder: H. Hoogers fe. 1789
opschrift midden onderaan: Gezicht van den Hessenbúrg te Hees
aankoop 1937-04-24
inv.nr. TA 18401 in depot
Op deze gewassen tekening is het gebied waar de rijken ’s zomers vertoefden weergegeven. Opmerkelijk genoeg ligt het Huis de Hessenburg, het onderwerp van de tekening, op de achtergrond van de tekening. Iets dichterbij staat een door bomen omgeven boerderij en kapel, en rechts op de voorgrond zijn werklieden, werkende vrouwen en een vrouw met een kind te zien. Een groot deel van het werk wordt ingenomen door de lucht, die op één wolk na helder is. Dit alles is in Hoogers’ typische stijl neergezet: met bruin en grijs, en een grote mate van detail. Lichte punten, zoals de groep rechtsonder en de wolk linksboven, heeft hij uitgespaard, waarmee de donkere partijen van de bomen en een schaduw links op de voorgrond contrasteren.
Het neoclassicisme voerde hoogtij in de late achttiende en negentiende eeuw. Nieuw opgerichte kunstacademies en –genootschappen onderwezen het tekenen naar hellenistische voorbeelden en de lijntekening raakte in zwang. Frans schrijver Jean Jacques Rousseau beschreef hoe de mens zich volmaakt kon voelen in de natuur. Zo werd een nieuwe stroming in literatuur en beeldende kunst geïntroduceerd, waarbij naar de werkelijke natuur diende te worden gekeken. Op basis hiervan ontstond een groep zogenaamde “topografen:” kunstenaars die zich erop toelegde de natuur zo waarachtig mogelijk weer te geven en de natuur uit hun eigen omgeving tot onderwerp maakten.
Hendrik Hoogers (1747-1814) was één van die kunstenaars. De Nijmeger was leerlooier van beroep, maar bedreef de teken- en graveerkunst in zijn vrije uren. De tekeningen van Hoogers beelden vrijwel zonder uitzondering scènes van natuur en architectuur uit Nijmegen en omstreken af, in academische stijl. Zijn werk werd dusdanig gewaardeerd dat hij meerdere prijzen ontving van Amsterdams kunstgenootschap Felix Meritis. Elk van zijn tekeningen is gedateerd en voorzien van een onderschrift, zodat voor de toeschouwer duidelijk is welk landschap of gebouw hij heeft weergegeven. Groepjes figuren, op de voorgrond geplaatst, doorbreken de anderszins wat onpersoonlijke composities: werkende mannen, landlopers en vrouwen met kinderen verlevendigen de werken, genietend van de natuur op de manier waarop Rousseau dat beschreven had.
Gezicht op het landgoed Hessenburg te Hees vertoont zowat elk van deze typerende kenmerken. Op deze gewassen tekening is het gebied waar de rijken ’s zomers vertoefden weergegeven. Opmerkelijk genoeg ligt het Huis de Hessenburg, het onderwerp van de tekening, op de achtergrond van de tekening. Iets dichterbij staat een door bomen omgeven boerderij en kapel, en rechts op de voorgrond zijn werklieden, werkende vrouwen en een vrouw met een kind te zien. Een groot deel van het werk wordt ingenomen door de lucht, die op één wolk na helder is. Dit alles is in Hoogers’ typische stijl neergezet: met bruin en grijs, en een grote mate van detail. Lichte punten, zoals de groep rechtsonder en de wolk linksboven, heeft hij uitgespaard, waarmee de donkere partijen van de bomen en een schaduw links op de voorgrond contrasteren.
Het is mogelijk dat Hoogers zijn figuren op verschillende tekeningen gebruikte. Één van de figuren die rechts het land bewerken lijkt bijvoorbeeld in spiegelbeeld te zien op een tekening die hij in 1790 maakte van Zuylen aan de Vecht. Op deze tekening heeft de man dan wel geen hark maar een touw vast, maar de houding en hoed komen precies met elkaar overeen. Ook andere figuren in de groep doen denken aan die op andere werken van Hoogers. Het moge dus duidelijk zijn dat hij de figuren op tekeningen als deze niet naar het leven tekende, zoals hij de rest van de tekening deed, maar vermoedelijk toevoegde om de compositie interessanter te maken. De aanwezigheid van figuren maakt dat ook de toeschouwer zichzelf voor kan stellen in het landschap.
Kunsthistoricus J.A.B.M. de Hoog beschrijft in zijn monografie over Hoogers uit 1969 dat deze “voortreffelijke” tekening “een idealistisch beeld geeft van het buitenleven.” Dit komt overeen met de idealen van de classicisten die zich erop toelegden de natuur als het hoogste goed weer te geven.
( Nina Reid)