Het Watergraafs- of Diemermeer werd in 1629 met behulp van vier windmolens drooggemalen. Hiermee was niet alleen een gevaarlijk meer getemd, maar ook een belangrijk beleggingsobject voor rijke Amsterdammers ontstaan. De droogmaking geschiedde geheel op initiatief en met kapitaal van de stad Amsterdam. Welvarende kooplui en notabelen lieten er de eerste buitenplaatsen bouwen. Reigersburg, omstreeks 1671 in bezit van de Amsterdamse regent François de Vicq jr., was in de zeventiende eeuw het indrukwekkendste buiten in de polder. Gaandeweg groeide ‘De Meer’ uit tot een geliefd recreatiegebied voor de gegoede stedeling. Omstreeks 1750 telde de Watergraafsmeer vijftig grote buitenverblijven, dertig kleinere huizen en ruim vijftig pleziertuinen. Van al dat groene geluk bestaat tegenwoordig alleen Frankendael nog. ( Bert Vreeken)
Amsterdam Museum, bruikleen Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed