PAUL STEENBERGEN
Acteur, regisseur
Den Haag, 22 maart 1907 – Den Haag, 8 mei 1989
Paul Steenbergen wordt tot de belangrijkste Nederlandse acteurs van deze eeuw gerekend.
Hij debuteerde op zestienjarige leeftijd bij het gezelschap van zijn vader Johan Steenbergen,
waar hij kleine rollen in melodrama’s kreeg. Enige tijd later werd hij geëngageerd door het
Vereenigd Rotterdamsch-Hofstad Tooneel, maar zijn ster begon pas te rijzen bij het Haagse
Residentie-Tooneel onder leiding van Dirk Verbeek, waar hij negen jaar speelde en zich
ontplooide tot een acteur met een welhaast ‘kameleontische ‘ gave. Steenbergens vertolking
van Orestes in Goethe’s Iphigenie in Tauris was van beslissende invloed op het welslagen van
zijn carrière. Na deze prestatie speelde hij slechts nog grote rollen in stukken van uiteenlopend
genre. Johan de Meester, die Anouilh in ons land introduceerde, vond in Steenbergen de ideale
vertolker van diens stukken. Hij speelde onder meer Creon in Antigone en Monieur Henri in
Orpheus en Eurydice. Ook vertolkte hij met grote regelmaat rollen in de tragi-komedies van
Tsjechov. “Geef Steenbergen een rol waarin verlangen zich verdicht tot kwelling, en hij laat
iedereen achter zich”, schreef Jeanne van Schaik-Willing. Steenbergens spel was voornaam en
gedecideerd, en kenmerkte zich vooral door een uitgesproken ingetogenheid. Hij was een “twij-
felaar, die zich misschien zelf nog wel het meest verbaasde over de intensiteit waarmee
hij totaal verschillende rollen kon vertolken”. Lange tijd behoorde Steenbergen tot de kern van
de Haagse Comedie. Van 1950 tot 1971 was hij directeur van het gezelschap en trad hij bovendien
op als regisseur. Met zijn bijzondere talent wist hij Den Haag een tijdlang tot centrum van het
Nederlandse toneelleven te maken. Hij kreeg voor zijn verdiensten tot viermaal toe de Louis d’Or
en was eenzelfde aantal keren Acteur van het Jaar. In 1962 ontving hij de Zilveren Bouwmeester-
penning, in 1964 de Albert van Dalsumring. ( Liesbeth van Stekelenburg)